Ik heb hier een brief voor mijn moeder...

Ik heb hier een brief voor mijn moeder...

Dag mam!

Ik vond hier altijd wel wat van. Zo’n groet aan een overledene. Nooit mijn ding geweest. Ongemakkelijk. Was het mijn nuchterheid? Het idee dat je het toch niet kon horen? Je bent immers dood. Of het nu op je begrafenis was of later, nooit kwam het in me op om je aan te spreken.

Het is komende woensdag (25 januari) 19 jaar geleden dat je ons ontviel. God, wat is er in die 19 jaar veel gebeurd. God? Ja, daar kom ik nog op terug.

In die afgelopen jaren heb ik bijgeleerd. Ben ik steeds beter gaan begrijpen dat rouwverwerking zich in allerlei verschillende vormen aandient. Voor de één is dat het wekelijks bezoeken van het graf. Sorry mam, ik kom weinig op die plek. Het was dan wel de laatste plek waar we je lichaam hebben achtergelaten, maar ik vind er niet zoveel. Mijn herinnering aan je leven hier bevindt zich in mijzelf.

Oh, ja. Eén keer eerder heb ik je aangesproken. Indirect, dat wel. In een gebed was dat. Ik vroeg toen aan God of Hij tegen je zeggen wilde dat het goed met me ging. Omdat ik wist dat je me het zo enorm gunde dat ik een lieve vrouw zou ontmoeten, wilde ik je zeggen dat, ondanks dat ik op dat moment mijn aanstaande vrouw nog niet had ontmoet, het toch goed met me ging. Er zal iets in hebben gezeten van erop vertrouwen dat dat goed zou komen. En dat kwam het inderdaad mam.

Twaalf en een half jaar geleden, ruim zes jaar na je overlijden, kwam ik haar tegen. Hannah heet ze. Jullie zouden het goed met elkaar kunnen vinden. Twee jaar later trouwden we en nog drie jaar later kregen we, tegen de medische logica in, een dochter. Sarely Jainy. Ja, ze is naar je vernoemd!

Natuurlijk mis ik je. Maar, eerlijk, ik ben daar niet dagelijks mee bezig. Laatst wel weer even. Toen vroeg Lando, onze neef, hoe oud je was op een foto van je, die op onze kast staat. Ik moest even denken, en kwam tot de conclusie dat jij daar 45 moest zijn. Jonger dan ik nu ben. Een confronterende conclusie. Toen je ons verliet was je 50. Nog een jaar of vier, dan ben ik daar ook aan toe. Aan die 50 dan. Ik hoop oprecht dat ik langer mag blijven. Ik hoop dat je begrijpt dat ik nog graag bij m’n gezin ben. Het idee dat ze me zouden moeten missen is al pijnlijk bij de gedachte alleen. Als er één is die dat begrijpt, ben jij het. Hoe je op het laatst ook verlangde om dit gebroken bestaan achter je te laten, het achterlaten van je gezin was moeilijk voor je.

Toen je ging, vond ik troost in de wetenschap dat je naar de hemel was gegaan. In de jaren die volgden vervaagde dat wel. Mijn idee van de hemel werd vager en ik kon er steeds minder mee. Maar toch, iets in mij wist dat je elders verder leefde. In de eeuwigheid… Je eenvoudige zelfgeschreven gedichtje voor op de rouwkaart en op je graf sprak me kort na je overlijden meer aan dan in de jaren daarna.

Here Jezus, dank u voor uw liefde, dat u voor mij uw leven gaf,
Dank u voor die genade, dat ik nu bij u verder leven mag.

Niet dat ik niet meer in God geloofde hoor. Dat is nooit weggeweest. Maar die hemel, dat vond ik een lastige. Later hielpen boeken als ‘The shock of your life’ en ‘Stel je de hemel eens voor’ me om er meer van te begrijpen.

Leven in ‘eeuwigheid’. Het blijft een moeilijk te vatten begrip. Maar de laatste jaren is het me duidelijker geworden. Ik zou kunnen zeggen, je gedicht ging weer meer spreken van Leven!

Ik heb geleerd dat tijd en eeuwigheid geen verlengden van elkaar zijn. Eeuwigheid staat buiten de tijd. Het is zonder begin en zonder eind. Onbevattelijk voor ons hier als tijdelijke wezens, levend op een planeet genaamd ‘aarde’. Het is Goddelijk. Vroeger hoorde ik ervan, in de kerk en op Catechisatie, God heeft geen begin en geen eind. We hadden het er als gezin ook wel eens over aan de keukentafel, weet je nog? Maar het duizelde. Ik begin er inmiddels iets, een fractie, van te begrijpen. God staat als schepper van tijd en ruimte, buiten die tijd en ruimte. Tijd en ruimte zijn onderdeel van de schepping. Inmiddels is ook de wetenschap tot de conclusie gekomen dat het heelal een begin heeft. In de oerknal. Ik noem het liever de eerste ‘materiele actie van God’. Want de natuur kan zichzelf niet hebben uitgevonden, laat staan zichzelf als oorsprong hebben. Jij, mam, bent nu onderdeel van die dimensie buiten tijd en ruimte. Hoe is dat daar? Nieuwsgierig als ik ben, ben ik op dit punt toch heel geduldig, zoals je inmiddels wel zult begrijpen…

Dank je mam, dat jij mijn moeder bent. Ik hou van je en we komen elkaar weer tegen… Buiten de tijd en ruimte. Ik hoop dat het nog even duurt, maar daarna hebben we nog tijd zat…

En het allerbelangrijkste, binnen de directe aanwezigheid van de Veroorzaker die alles wat we zien, beleven, voelen en waarnaar we verlangen, heeft gemaakt, bedacht en voltooid.

JAHWEH.


Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige Naam.
Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan.
Waar ik ben, bent U: wat een kostbaar geheim.
Uw naam is ‘Ik ben’ en ‘Ik zal er zijn’.

Een boog in de wolken als teken van trouw,
staat boven mijn leven, zegt: Ik ben bij jou!
In tijden van vreugde, maar ook van verdriet,
ben ik bij U veilig, U die mij ziet.

De toekomst is zeker, ja eindeloos goed.
Als ik eens moet sterven, als ik U ontmoet:
dan droogt U mijn tranen, U noemt zelfs mijn naam.
U blijft bij mij Jezus, laat mij niet gaan.

Ik ben die Ik ben’ is uw eeuwige naam.
Onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan.
Hoe adembenemend, ontroerend dichtbij:
uw naam is ‘Ik ben’, en ‘Ik zal er zijn’.

O Naam aller namen, aan U alle eer.
Niets kan mij ooit scheiden van Jezus mijn Heer:
Geen dood en geen leven, geen moeite of pijn.
Ik zal eeuwig zingen, dicht bij U zijn.

 Sela - Ik Zal Er Zijn