“En hij liet mij een zuivere rivier zien, van het water des levens, helder als kristal, die uit de troon van God en van het Lam kwam. In het midden van haar straat en aan de ene en de andere zijde van de rivier bevond zich de Boom des levens, die twaalf vruchten voortbrengt – van maand tot maand geeft Hij Zijn vrucht. En de bladeren van de boom zijn tot genezing van de heidenvolken.” (Openbaring 22:1-2, HSV)
Mijn eerdere blog 'Hemelse Gerechtigheid?' riep uiteraard vragen op. Want hoe zit het dan met de uitverkiezing? Toch een fundamenteel onderdeel van het belijden van een gereformeerde kerk. Velen zullen wel herkennen dat er iets ongemakkelijks zit in dat begrip ‘uitverkiezing’. Vooral als het gebruikt wordt om onderscheid te maken tussen wie door God wordt gered en wie niet. In mijn eerdere blog stelde ik vragen bij het idee van een (vooraf bepaalde) eeuwige verwerping. Of de uitkomst van het oordeel werkelijk een oneindige straf kan zijn. Of Gods genade misschien verder reikt dan in onze traditie geleerd wordt.